Geschiedenis - Heffen
Vroeger werd er tol geheven aan de toltoren ter hoogte van de Zenne. Aan deze toren zou een ketting gehangen hebben die de boten tegenhield, zodat zij aan deze regeling niet konden ontsnappen. Als de boten wilden doorvaren naar Brussel, moest er tol betaald worden in ruil voor vrijstelling van de Mechelse stapelrechten en dan pas werd de ketting omhoog geheven. Wilden ze geen tol betalen, dan moesten ze hun waren drie dagen te koop stellen in Mechelen. Heffen ontleent haar naam echter niet aan het tolheffen. De naam zou ontstaan zijn toen Heffen en Blaasveld nog een geheel waren en toebehoorden aan de Bisschoppen van Luik. Mettertijd veranderde de naam van Heffen meermaals. De oudst geschreven vorm is 'Heffena'. 'Heffe(n)' en 'A' zouden respectievelijk staan voor 'bezinksel' en 'water', wat samen verwijst naar een modderbeek of bruin water.
Reeds lange tijd wonen er mensen op het grondgebied van Heffen, aangezien de omstandigheden bijzonder gunstig waren door de ligging aan de Zenne. De inwoners genieten hier bijgevolg van een zeer vruchtbare grond. De toenmalige welvaart van Heffen blijkt ook uit de bouw van een indrukwekkende hallenkerk, de enige in Brabant, gewijd aan Sint-Amandus. De kerk werd voorzien van een wachttoren die ook diende als vuurtoren voor de schepen op de Zenne, Dijle en Rupel. Van de oorspronkelijke kerk zijn vandaag enkel nog restanten te zien. De tolketting, oude brug en toltoren zijn helaas volledig verdwenen.
Tot het einde van de 18de eeuw maakte Heffen deel uit van de heerlijkheid Mechelen. Nadien werd het een zelfstandige gemeente, waaraan het oud gemeentehuis herinnert. In het zelfstandige Heffen woedde er in jaren 1850 een intense politieke strijd tussen de koperen en de blekken, of ook wel respectievelijk tussen de fanfares Sinte-Cecilia en Vreugdegalm. De vijandigheid tussen de twee groepen leidde tot een dubbele aanwezigheid van alles, alsof er twee samenlevingen naast elkaar maar niet met elkaar konden leven. Enkele jaren later kwam er een einde aan deze strijd dankzij de opname in de nieuwe fusiegemeente Mechelen. Intussen was het dorp stevig geëvolueerd waardoor het landbouwkarakter langzaamaan vervaagde.
Als je Heffen bezoekt, zal je mogelijks 'de Kleudde' ontmoeten. Wanneer we aan de doorwinterde dorpwoners naar 'de Kleudde' vragen, komen ze een voor een aanlopen met verschillende verhalen. Maar wat we zeker weten is dat 'kleudde' stond als een waarschuwing voor jonge mensen en kinderen. "Past ma oep da ge Kleudde ni tegenkomt". Het personage was wellicht een jonge boer die graag opschepte met alles wat hij deed. Iedere avond ging hij zichzelf verstoppen in een struikgewas en er met ijzeren kettingen rammelen. Zijn doel was om bijgelovige dorpelingen eens goed te laten verschieten, maar eigenlijk was hij meer een grappenmaker dan een kwaaddoener. Voor een lange tijd bleef hij dorpelingen schrik aanjagen, tot hij de verkeerde mannen ontmoette. Zijn levensverhaal kreeg die avond een einde. Sindsdien wordt alles wat mensen in de avond schrik aanjaagt, benoemd als 'de Kleudde'.
Wie een immense schrik opliep door de Kleudde, kan bescherming zoeken in de kapel van Onze-Lieve-Vrouw-ten-Doorn. Op die plaats hing er vroeger een houten Mariabeeld, opgehangen in een doornboom.
Bronnen: dorpsbewoners - www.heffen.be - stadsarchief.mechelen.be